vliegden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vliegden
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·den
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegden vliegdennen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vliegdenm

  1. (coniferen) bepaald soort naaldboom, Pinus sylvestris op Wikispecies, door natuurlijke uitzaaiing verspreide grove den
     Hoewel ook de vliegden (ofwel grove den) vatbaar is voor vlammen, zal deze naaldboom op dit moment niet gauw in lichterlaaie staan, legt Wolfswinkel uit. Dit vanwege het relatief hoge vochtgehalte.[2]
     Wandelend langs de heide met hier en daar een vliegden. Een paar graden vorst en een beetje mist legden witte kant over boomkruinen en kale takken.[3]

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Johannes Visscher
    “„Vlucht bij natuurbrand weg tegen windrichting in”” (27-04-2011), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron
    Marianne Witvliet
    “Veluwse vorstkunst” (09-02-2017), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be