vlieg over

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg over
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
overvliegen

vlieg over

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvliegen
    • Ik vlieg over. 
  2. gebiedende wijs van overvliegen
    • Vlieg over! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvliegen
    • Vlieg je over? 

Gangbaarheid