vleierde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlei·er·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vleieren |
vleierde
- enkelvoud verleden tijd van vleieren
- Ik vleierde.
- Jij vleierde.
- Hij, zij, het vleierde.
- Ik vleierde.