vlechttuin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Tekening van een vlechttuin.[1]
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlecht·tuin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vlechttuin vlechttuinen
verkleinwoord vlechttuintje vlechttuintjes

Zelfstandig naamwoord

de vlechttuinm

  1. (waterbeheer) opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen
     Het bovenvlak werd afgedekt met krammat of rijsbeslag met vlechttuinen.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 Bronlink Weblink bron
    L.G. van Breen
    “Hollands'Rijshout” (1920), Oosterbaan en Le Cointre, Goes, p. 198
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).