vlasachtig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlas·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vlasachtig vlasachtiger vlasachtigst
verbogen vlasachtige vlasachtigere vlasachtigste
partitief vlasachtigs vlasachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

vlasachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van vlas
    • Hij heeft vlasachtig haar. 
    • Tussen de grotesk gespreide achterpoten, waar de vacht van het dier er dunner en zachter uitzag dan op de rest van zijn grote lijf, kon Katrien zijn ongehavende geslacht zien, alsook zijn grote gerimpelde paardenanus, met vlak daarachter de vlasachtig knot die ooit van zijn prachtige staart moest zijn gevlochten. (uit: Boze tongen door Tom Lanoye) 

Gangbaarheid