vitamine

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ta·mi·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voor organisme noodzakelijke stof’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vitamine vitaminen
vitamines
verkleinwoord vitaminetje
vitamientje
vitaminetjes
vitamientjes

Zelfstandig naamwoord

vitamine v/m

  1. (medisch) (voeding) een stof die het lichaam in kleine hoeveelheden nodig heeft, maar niet of bijna niet door het lichaam zelf aangemaakt kan worden en derhalve in voldoende mate via voedsel of supplement ingenomen moet worden
     Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen