visueel
Uiterlijk
- vi·su·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. het gezicht’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- van het Franse visuel of het Latijnse vīsum ("gezien"), het supinum van videō ("zien") met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | visueel | visueler | visueelst |
verbogen | visuele | visuelere | visueelste |
partitief | visueels | visuelers | - |
visueel
- betreffende het zicht, betreffende het zienbare
- Door het gebruik van vormen, kleuren en bewegingen kan men muziek visueel voorstellen.
- ▸ Als art director in de reclame was ik altijd al visueel ingesteld, degene die verhalen vertelt op een beeldende manier, door middel van illustraties, fotografie of film.[3]
1. betreffende het zicht, betreffende het zienbare
- Het woord visueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visueel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "visueel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ visueel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -eel in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %