visstoel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visstoel | visstoelen |
verkleinwoord | visstoeltje | visstoeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de visstoel m
- een opklapbaar stoeltje waarop de visser kan zitten tijdens het vissen
- Een visstoel heeft meestal geen rugleuning of armleuning zoals een regiseursstoel die wel heeft.
Gangbaarheid
- Het woord visstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.