visgrom
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis zn en grom zn
Woordafbreking
- vis·grom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visgrom | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- ingewanden van vissen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord visgrom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visgrom" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be