viseter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·eter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en eter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viseter | viseters |
verkleinwoord | visetertje | visetertjes |
Zelfstandig naamwoord
de viseter m
- iemand die vis eet
- (biologie) een dier dat vis eet
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord viseter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viseter" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be