viserer

Uit WikiWoordenboek


Deens

Woordafbreking
  • ·vi·se·rer

Werkwoord

viserer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van visere

Zelfstandig naamwoord

viserer

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van viser
Schrijfwijzen


Noors

Zelfstandig naamwoord

viserer

  1. verouderde spelling of vorm van visere tot 2005 [1]
(onbepaalde vorm mannelijk nominatief meervoud van viser)

Verwijzingen

  1. Taalhervorming 2005:
    Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
    1.2.1.3 Hankjønns- og hunkjønnsord på trykklett -er