visagist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vi·sa·gist
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘adviseur voor gezichtsopmaak’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- afleiding van visagie met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visagist | visagisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de visagist m
- (beroep) iemand die adviseert over make-up en vaak ook de make-up aanbrengt bij optredens, tv-programma's en filmopnames, make-up artiest
- Rapper Sjors is tot over zijn oren verliefd op de 27-jarige Spaanse Sue. De uit Valencia afkomstige visagiste sprak met Privé over de ontmoeting, de liefde en de toekomstplannen.[3]
- Mario Dedivanovic, een van de vaste visagisten van de Kardashians, zit in zak en as. Zijn make-up koffer, met daarin onder andere peperdure kwasten waarmee hij al jaren werkt, is gestolen op JFK Airport in New York. De make-up artist wil zijn spullen zo graag terug, dat hij 10.000 dollar geeft aan de persoon die de bagage bij hem terugbezorgt.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord visagist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visagist" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "visagist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ visagist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Telegraaf ELINE COX 30 nov. 2017
- ↑ de Telegraaf 28 nov. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %