virulent
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vi·ru·lent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘venijnig’ voor het eerst aangetroffen in 1690 [1]
- van het Frans [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | virulent | virulenter | virulentst |
verbogen | virulente | virulentere | virulentste |
partitief | virulents | virulenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
virulent [3]
- (medisch) met het vermogen tot het aanrichten van schade, kwaadaardig
- krachtig werkend
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord virulent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "virulent" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "virulent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ virulent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be