violiste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·o·lis·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van violist met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord violiste violistes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de violistev

  1. (beroep) (muziek) vrouwelijke violist

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  violiste     la/le violiste     violistes     les violistes  

Zelfstandig naamwoord

violiste v/m

  1. (muziek) gambist, iemand die viola da gamba speelt
Verwante begrippen