vinkachtigen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Mannetje vink (Fringilla coelebs)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • vink·ach·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vinkachtigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vinkachtigenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vinkachtige
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) Fringillidae op Wikispecies een familie van zangvogels waarbij de vinken, sijzen, haak- en kruisbekken en kanaries ingedeeld worden. De familienaam is afgeleid van het woord fringilla, Latijn voor vink (F. coelebs), de meest algemene vertegenwoordiger van deze familie in Europa
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)


Gangbaarheid

Meer informatie