villaägare

Uit WikiWoordenboek

Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • villa·äg·are
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 313668
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   villaägare     villaägaren     villaägare     villaägarna  
genitief   villaägares     villaägarens     villaägares     villaägarnas  

Zelfstandig naamwoord

villaägare, g

  1. (maatschappij) huiseigenaar, huiseigenares, villa-eigenaar, villa-eigenares
    «Åtskilliga villaägare och bostadsrättsägare hade antagligen fått stora problem vid ett fortsatta högt ränteläge.»
    Verschillende huiseigenaren hadden waarschijnlijk grote problemen met een aanhoudende hoge rentesituatie.

Zelfstandig naamwoord

villaägare

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van villaägare