vijftiental

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vijf·tien·tal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vijftiental vijftientallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vijftientalo

  1. een aantal van 15 op elkaar gelijkende zaken of personen
     Er moet nog beslist een vijftiental arbeiders bij gehuurd worden.[2]
     Er zijn acht mensen aangehouden, die zich zonder verzet lieten afvoeren. De politie kijkt of er misschien nog achterblijvers op de pier zijn. Vanmorgen werd in berichten gesproken over een vijftiental krakers.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen