viert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • viert

Werkwoord

vervoeging van
vieren

viert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vieren
    • Jij viert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vieren
    • Hij viert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vieren
    • Viert!