viel uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • viel uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvallen

viel uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitvallen
    • Ik viel uit. 
    • Jij viel uit. 
    • Hij, zij, het viel uit. 


Gangbaarheid