videovergadering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·deo·ver·ga·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord videovergadering videovergaderingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de videovergaderingv

  1. bijeenkomst van verschillende mensen op grotere fysieke afstand waarbij men gebruikmaakt van een beeld- en geluidsverbinding
     Minister Hoekstra doet vanuit Den Haag mee aan de videovergadering[1]
     Het is de bedoeling dat de regeringsleiders van de EU-landen het voorstel morgen bespreken in hun videovergadering.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Charlotte Waaijers
    “540 miljard euro voor coronahulp, waar komt dat geld vandaan?” (10-04-2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Von der Leyen wil reizen naar de EU inperken” (16-03-2020), NOS