videochatte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: videochatte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vi·deo·chat·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
videochatten |
videochatte
- enkelvoud verleden tijd van videochatten
- Ik videochatte.
- Jij videochatte.
- Hij, zij, het videochatte.
- Ik videochatte.