vesper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ves·per
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorlaatste daggetijde van brevier’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vesper | vespers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vesper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vesper" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vesper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vesper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be