verzitten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zit·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzitten
verzat
verzeten
klasse 5 volledig

Werkwoord

verzitten

  1. ergatief anders gaan zitten
    • Terwijl de specht, zich onbespied wanend, rondom de takken rende, als had hij lijm aan zijn poten, roffelde, insecten opspeurde, verzat, versprong en pneumatisch vibreerde, vuurde ik een stortvloed aan vragen op hem af, zoals: Wat moet je nou hier?[1]. 
Opmerkingen
  • Andere vormen dan de infinitief in gaan verzitten worden weinig gebruikt.

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2006
    Dankwoord door Anton Valens
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be