verzaken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·za·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich afkeren, afvallig worden’ voor het eerst aangetroffen in 776 [1]
- afgeleid van zaken met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verzaken |
verzaakte |
verzaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
verzaken [3]
- overgankelijk een plicht niet nakomen, verzuimen, verloochenen
- ▸ Net zoals het onmogelijk was geweest zijn plicht te verzaken als spoorwegbouwer op de Hardangervidda om te proberen rijk te worden.[4]
- overgankelijk bij het kaartspel: een troef of kleur niet bekennen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord verzaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "verzaken" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "verzaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verzaken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %