Naar inhoud springen

verwittigen

Uit WikiWoordenboek
  • ver·wit·ti·gen
  • In de betekenis van ‘doen weten’ voor het eerst aangetroffen in 1511 [1]
  • afgeleid van wittig met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwittigen
verwittigde
verwittigd
zwak -d volledig

verwittigen

  1. overgankelijk ~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
    • Hij werd ervan verwittigd dat er een probleem was met het computersysteem. 
     `Ik wens dit heel duidelijk te maken: het is niet voor mijn eigen gerief dat ik over rotsen en distels ben komen klauteren om je te verwittigen van je plichten, als daar zijn de ontvangst vanmiddag, zoals je nu weet.[3]
     John Collins herinnert hem er in een nuchter ogenblik aan hoe hij hem destijds heeft geholpen om aan boord te komen toen hij zonder zijn ouders ervan te verwittigen van Boston naar Philadelphia wilde gaan om werk te zoeken.[4]
  • Boven de rivieren is het woord vrij formeel en verheven, elders is het algemeen gangbaar.
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]