verwijtbaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verwijtbaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·wijt·baar

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding Naamwoord van handeling verwijten met het achtervoegsel -baar

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	verwijtbaar	verwijtbaarder	verwijtbaarst
verbogen	verwijtbare	verwijtbaardere	verwijtbaarste
partitief	verwijtbaars	verwijtbaarders	-

Bijvoeglijk naamwoord

verwijtbaar

1. van iets dat men iemand er de schuld van kan geven

   ▸ "Uit mijn onderzoek is niet gebleken dat de betrokken advocaten tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld", schrijft de deken. Ook heeft hij geen bewijs gevonden dat de advocaten zich door hun cliënten in contanten lieten betalen. "Het onderzoek heeft aangetoond dat die berichten feitelijk onjuist zijn."

   ▸ Waardoor het binnenvaartschip heeft kunnen omslaan, is onduidelijk. Het Openbaar Ministerie is bezig met een strafrechtelijk onderzoek naar het kapseizen. Het moet uitwijzen of er sprake is van een misdrijf of verwijtbaar handelen. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid is een onderzoek gestart naar het kapseizen.

Afgeleide begrippen

• verwijtbaarheid, verwijtbaarheidscriterium

Gangbaarheid

• Het woord verwijtbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.