verwelkoming
Uiterlijk
- ver·wel·ko·ming
- Naamwoord van handeling van verwelkomen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verwelkoming | verwelkomingen |
verkleinwoord | verwelkominkje | verwelkominkjes |
de verwelkoming v
- het verwelkomen
- Ik kon zulk eene vriendelijke verwelkoming, als 't ware op den drempel van mijne vaderstad, niet verwachten. Ik dacht, dat ik er een eenzaam vreemdeling zijn zou. [1]
1. het verwelkomen
- Het woord verwelkoming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jewry, Laura (1849). Kirkholme, of de derde erfgenaam, deel 1, p. 65. Uitg.: Wed. L. van Hulst.
verwelkoming
- verwelkoming
- «Ná die verwelkoming het Dönges eerste aan die woord gekom.»
- Na de verwelkoming heeft Dönges als eerste het woord gekregen.[1]
- «Ná die verwelkoming het Dönges eerste aan die woord gekom.»
- ↑ Bekker, Anton Ettienne (2005). Eben Dönges: Balansstaat: Historiese Perspektief, p. 210. Uitg.: African Sun Media, ISBN 9781919980683.