vervalser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

De Emmaüsgangers gemaakt door de vervalser Han van Meegeren
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·val·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vervalser vervalsers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vervalser m [1]

  1. iemand die iets namaakt dat nauwelijks van het origineel is te onderscheiden met het oog om er zelf beter van te worden
    • Met de almaar stijgende prijzen van moderne en hedendaagse werken in de kunstmarkt is het risico van dat criminelen daarvan willen profiteren groot. In de kunstmarkt wordt daarom met argusogen gevolgd of de straffen voor kunstrovers en -vervalsers afschrikwekkend genoeg zijn. [2] 
    • Bij vervalsers zijn vooral 20 en 50 eurobiljetten in trek. Van alle aangetroffen vervalste coupures was ongeveer 12 procent een biljet van 20 euro en 73 procent een biljet van 50 euro.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Daan van Lent 21 februari 2017
  3. NRC Huib De Zeeuw 27 januari 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be