vervals

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·vals

Werkwoord

vervoeging van
vervalsen

vervals

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervalsen
    • Ik vervals. 
  2. gebiedende wijs van vervalsen
    • Vervals! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervalsen
    • Vervals je?