vertrouwensrelatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·trou·wens·re·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vertrouwensrelatie vertrouwensrelaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vertrouwensrelatiev

  1. een relatie waarbij de partners geloven in elkaars betrouwbaarheid
    • De nieuwe meisjes mogen dat natuurlijk ook, ze komen in principe een tijdje bij mij kamperen. Zo bouw je op vrij korte tijd een leuke vertrouwensrelatie op." [1] 
    • De rechter neemt het hem kwalijk dat hij tien jaar lang ,,zeer berekenend te werk is gegaan. ,,Hij heeft opzettelijk een vertrouwensrelatie opgebouwd met kinderen die van hem afhankelijk waren. Zo kon hij jarenlang foto's van kinderen maken en kinderen misbruiken. [2] 
    • Héman: ,,In de meeste gevallen wil iemand het gesprek opnemen om ingewikkelde medische informatie op een rijtje te hebben, of zijn familie op de hoogte te brengen. Bijna iedereen heeft inmiddels een smartphone en gebruikt die om van alles vast te leggen, óók een gesprek met de dokter. We vragen wel: meld het vooraf om de vertrouwensrelatie goed te houden.” [3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen