vertoog
Uiterlijk
- ver·toog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vertoog | vertogen |
verkleinwoord | vertoogje | vertoogjes |
- (filosofie) betoog, verhandeling
- Foucault beschrijft deze relatie als een machtsstrijd, die hij beschrijft als een 'strijd tussen vertogen en door vertogen' ( [4]
- Het woord vertoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vertoog" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ vertoog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Rothfusz, JacquelinePotensia [2016] ISBN 978-90-367-9467-1 pagina 9
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be