verstuwen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stu·wen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verstuwen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstuwen
verstuwde
verstuwd
zwak -d volledig
  1. verwerken, afhandelen
    • Ik heb de stukken voor De Sm. M. ontvangen en gelezen. Laat ik alles nu maar naar Querido doorzenden, want het is wel aardig als er ook ongepubliceerde stukken in staan en ik moet erg veel copie verstuwen deze maanden. [1] 
  2. verplaatsen van lading op een schip

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Den Haag, 29 juni 1934 Menno ter Braak aan E. du Perron
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be