verstevigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ste·vigt

Werkwoord

vervoeging van
verstevigen

verstevigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstevigen
    • Jij verstevigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstevigen
    • Hij verstevigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verstevigen
    • Verstevigt!