verslikken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
verslikken verslikkend
verslikking verslikt


Woordafbreking
  • ver·slik·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verslikken
verslikte
verslikt
zwak -t volledig

Werkwoord

verslikken

  1. wederkerend zich ~: per ongeluk voedsel of drank in de luchtpijp in plaats van de slokdarm laten glijden
    • Hij verslikte zich in een stukje brood en begon vreselijk te hoesten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be