verslechter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·slech·ter

Werkwoord

vervoeging van
verslechteren

verslechter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslechteren
    • Ik verslechter. 
  2. gebiedende wijs van verslechteren
    • Verslechter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslechteren
    • Verslechter je?