versla

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sla

Werkwoord

vervoeging van
verslaan

versla

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslaan
    • Ik versla. 
  2. gebiedende wijs van verslaan
    • Versla! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslaan
    • Versla je? 
  4. aanvoegende wijs van verslaan