versjacheren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sja·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verkwanselen’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
  • afgeleid van sjacheren met het voorvoegsel ver-

Werkwoord

versjacheren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versjacheren
versjacherde
versjacherd
zwak -d volledig
  1. op een oneerlijke manier iets verhandelen, verkopen of verruilen voor iets anders, vaak gaat het om onbetaalbare, onvervangbare (immateriële) zaken die verruilt voor geld (het slijk der aarde) of aanzien
    • De locatie zou het hele jaar open moeten zijn, maar is in plaats daarvan maar een korte periode van het jaar te bezoeken, want ja: vleermuizen. Volgens natuurdeskundigen verkwanselen en versjacheren we de leefwereld van deze unieke diersoort. Maar zijn het niet de vleermuizen die een vuursteenmijn kraken en ons mensen buitensluiten? Wat een terreur[2] 
    • Vaak dreigen ze met vertrek, zelden gaan ze . Want wie eenmaal weg is, mag nooit meer bij Pauw & Witteman aanschuiven voor een potje vrij mopperen over het versjacheren van principes.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen