verschilt
Uiterlijk
- ver·schilt
vervoeging van |
---|
verschillen |
verschilt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschillen
- Jij verschilt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschillen
- Hij verschilt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verschillen
- Verschilt!
- Het woord verschilt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.