verpleegster
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·pleeg·ster
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ziekenverzorgster’ voor het eerst aangetroffen in 1857 [1]
- Afgeleid van de stam van verplegen met het achtervoegsel -ster.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verpleegster | verpleegsters |
verkleinwoord | verpleegstertje | verpleegstertjes |
Zelfstandig naamwoord
verpleegster v
- (beroep) vrouw die zorg verleent aan zieken of gewonden
- Een verpleegster kwam de kamer binnen om het infuus te vervangen.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. vrouw die zorg verleent aan zieken of gewonden
Gangbaarheid
- Het woord verpleegster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "verpleegster" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.