verongelukte
- ver·on·ge·luk·te
vervoeging van |
---|
verongelukken |
verongelukte
- enkelvoud verleden tijd van verongelukken
- Ik verongelukte.
- Jij verongelukte.
- Hij, zij, het verongelukte.
- Ik verongelukte.
- verbogen vorm van verongelukt, voltooid deelwoord van verongelukken