vernooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·nooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vernooi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vernooio

  1. verdriet, hartzeer, droefheid, smart
     Hij schrijft over 'schriekende' meisjes, achternagezeten door twee 'straalraggen' van jongens. Over het 'vernooi' van een vrouwenhart, over buswielen die 'plassen spaarzelen in sprenkelgensters'.[4]
  2. verveling

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen