vernieler

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·nie·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vernieler vernielers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vernielerm

  1. iets of iemand die zaken kapot maakt
    • De advocaten van het Joodse restaurant HaCarmel proberen de vernieler van de zaak te laten vervolgen voor zwaardere vergrijpen.[2] 
    • De politie heeft beelden van de bewuste nacht vrijgegeven in het opsporingsprogramma van AT5, in de hoop de man op te sporen. De vernieler droeg een sporttas en had een sjaaltje om.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen