vermaning
Uiterlijk
- ver·ma·ning
- Naamwoord van handeling van vermanen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vermaning | vermaningen |
verkleinwoord | vermaninkje | vermaninkjes |
de vermaning v
- met veel nadruk zeggen dat iemand zijn leven moet beteren
- 1.280 varkens in nood en dan wegkomen met een vermaning.[2]
- Nogal onbeleefd in de ogen van Afrikaanse gezagsdragers, maar hij deed er de studenten in het warme zaaltje een plezier mee. Wie als gelijke wil worden behandeld, moet tegen een geintje en een stootje kunnen, is Macrons impliciete vermaning.[3]
- Vanaf Sociale Zaken meldde zich staatssecretaris Tamara van Ark met een vermaning aan het adres van de gemeenten: hoogste tijd dat zij nu echt eens de 'taaleis'gaan handhaven in de bijstand. Dat betekent dat bijstandsgerechtigden de Nederlandse taal moeten beheersen of die snel moeten gaan leren.[4]
- doopsgezinde kerk
- terechtwijzing, standje, reprimande, uitbrander, waarschuwing, berisping, predicatie, tirade, zedenpreek, correctie, klacht, beknorring, snauw, verwijt, sermoen
1. waarschuwing
- Het woord vermaning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermaning" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 31 augustus 2016
- ↑ Volkskrant Wim Bossema 11 december 2017
- ↑ Volkskrant Raoul du Pré 7 december 2017,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be