vermagert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ma·gert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vermageren |
vermagert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermageren
- Jij vermagert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermageren
- Hij vermagert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vermageren
- Vermagert!