verlokker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lok·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verlokker verlokkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verlokkerm [1]

  1. iets of iemand die mensen verlokt dingen te doen waar ze later spijt van krijgen
    • Het OIVO waarschuwt de consument dat de speelfrequentie 'kan leiden tot een ware afhankelijkheid' en dat kansspelen op internet en tv 'door de indruk van makkelijk te verdienen geld, nog grotere verlokkers voor de consument zijn'. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen