verletten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·let·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verletten
verlette
verlet
zwak -t volledig

Werkwoord

verletten [1]

  1. overgankelijk verzuimen
  2. overgankelijk verhinderen, tegenhouden, weerhouden, beletten
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
verletten

verletten

  1. meervoud verleden tijd van verletten
    • Wij verletten. 
    • Jullie verletten. 
    • Zij verletten. 

Zelfstandig naamwoord

de verlettenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verlet

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen