verlegenheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·le·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verlegenheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de verlegenheid v
- het verlegen zijn
- een moeilijke, schaamte veroorzakende situatie
- ▸ Hij was vijfenzestig geworden, dan was het niet langer gepast. Dat nam niet weg dat het een observatie was die niet te vermijden viel, en wat hij bij zichzelf in zijn zolderkamer dacht kon niemand schaden of in verlegenheid brengen.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord verlegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verlegenheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be