verkreukelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kreu·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkreukelen
verkreukelde
verkreukeld
zwak -d volledig

Werkwoord

verkreukelen [1]

  1. onovergankelijk kreukels krijgen
  2. overgankelijk door kreuken verknoeien
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen