verkoor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·koor

Werkwoord

vervoeging van
verkiezen

verkoor

  1. enkelvoud verleden tijd van verkiezen
    • Ik verkoor. 
    • Jij verkoor. 
    • Hij, zij, het verkoor. 
Synoniemen
Opmerkingen
  • De vorm verkoor is archaïsch. Hij was in de 18e eeuw heel gewoon en is daarna, behoudens enig dichterlijk gebruik, in onbruik geraakt en vervangen door verkoos.