verkooplokaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Het verkooplokaal in Dordrecht.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·koop·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkooplokaal verkooplokalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het verkooplokaalo

  1. ruimte in een gebouw bestemd voor het veilen van goederen
     In een verkooplokaal te Rotterdam, op maandag 11 november 1918, kondigde SDAP-voorman Pieter Jelles Troelstra in Nederland de revolutie af.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2020 Weblink bron
    Bas Blokker & Jan Blokker
    “... en doe mee aan de quiz” (5 maart 2005) op nrc.nl op Wikipedia